Wil je hond wel wandelen?

Het is eindelijk zover! Ons gezin wordt verrijkt met een schattige pup of een een volwassen hond. We hebben al hele plannen in ons hoofd: lekker wandelen in het bos of op het strand. En dan blijkt ineens dat je nieuwe gezinsgenoot het liefst lekker thuis blijft. Wat nu?

 

Belangrijk is allereerst om te achterhalen waarom je hond niet mee wil. Er zijn meerdere redenen mogelijk en als je de juiste oorzaak weet te achterhalen, dan kun je van daaruit stappen gaan ondernemen. Wat zijn nu de meeste voorkomende oorzaken dat een hond niet mee wil wandelen?

  1. De pup is nogal onder de indruk van de nieuwe omgeving
  2. De puber heeft last van groeipijnen
  3. De hond is te zwaar
  4. De hond heeft pijn
  5. De hond heeft buiten nare ervaringen opgedaan met bijvoorbeeld andere honden
  6. De hond vindt de omgeving waarin je loopt niet leuk

 

1. De pup is onder de indruk van de (nieuwe) omgeving

Een pup voelt zich veilig bij zijn moeder, broers en zusjes in het nest. Het is natuurlijk gedrag dat hij zijn omgeving rustig en voorzichtig gaat ontdekken. Ook komt langzaam de buitenwereld als het goed is hierbij aan bod. De fokker heeft hierin een belangrijke taak. De eerste 8 weken (Herdershonden) tot 3 maanden (meeste andere rassen) zijn erg bepalend voor hoe de hond de wereld gaat zien. Positieve ervaringen met (vreemde) kinderen/ volwassen, de geluiden buitenshuis, en bijvoorbeeld een ritje in de auto voegen veel toe aan de socialisatie (levende wezens) en habituatie (niet levende aspecten van de omgeving) van honden.

Nadat hij bij zijn moeder is weg gegaan, komt de pup ineens in een vreemde omgeving terecht. Gelukkig wennen de meeste jonge honden snel aan de nieuwe omgeving binnenshuis mede ook doordat er binnen vooral leuke dingen gebeuren als: eten en spelen. Het nieuwe huis wordt een veilige vertrouwde plek. Buiten is het druk en spannend. Er is veel te ontdekken, je kan soms schrikken en je maakt steeds nieuwe situaties mee.

Wat te doen?

Je puppy geeft zelf aan waar hij aan toe is. Is hij bij de fokker nog nooit buiten geweest en heeft hij überhaupt geen halsband of een tuigje omgehad, dan zal hij daar eerst aan moeten wennen. Je doet bijvoorbeeld het halsbandje om, je geeft je pup eten en je haalt hem er weer af. Je kunt dit ook doen met spelen. Wanneer je dat een paar keer per dag herhaalt, zal de hond er aan gaan wennen dat dit bij het leven hoort en dat het niets bijzonders is. De nieuwe omgeving van de pup kan ook erg spannend zijn. Auto’s of andere rijdende voertuigen zijn voor sommige pups die nog nooit een auto hebben gezien, ook erg indrukwekkend. Je kunt beginnen met je pup een paar keer aan je eigen auto te laten snuffelen. Je kunt hem een keer in de achterbak zetten en even met hem spelen. Je kunt op een veilige afstand – waarbij de hond nog niet de wind in zijn haren voelt van een voorbij rijdende auto – hem laten wennen aan het geluid. Via YouTube kan je alle geluiden van het dagelijks leven vinden en je kunt dit geluid eerst zachtjes opzetten. Later kan je het geluid steeds wat harder zetten. Ook kun je bij sommige dingen geur toevoegen. Denk bijvoorbeeld aan: sterretjes bij vuurwerk, vers gemaaid gras of de geur van brandstof in een jerrycan. Dit zijn slechts voorbeelden en er zijn uiteraard nog veel meer mogelijkheden. Belangrijk is dat je niet teveel prikkels aan je hond toedient dan dat hij kan verwerken. Gun je hond de tijd! Net als bij mensen, is de ene hond meer onder de indruk van zijn omgeving dan de ander.

Verder nog belangrijk

Het kan best een aantal weken duren voordat je pup (herplaats-hond) gewend is. Dat hoort bij het proces van de wereld ontdekken. Wanneer je hond na een paar weken (nog steeds) extreem angstig en alleen maar in paniek raakt, dan is er wellicht iets anders aan de hand. Mocht dit gedragsmatig zijn, dan is het wellicht verstandig om een gedragstherapeut in te schakelen.

 

2. De (peuter)puber heeft last van groeipijn

Vanaf een half jaar tot bijna 2 jaar, kan de hond last hebben van groeipijn. Je merkt dit vaak doordat de hond regelmatig kreupel loopt. Dit komt vooral voor bij snelgroeiende rassen. Een voedingskanaal van het beenmerg kan die groei niet helemaal bijbenen en wordt daardoor relatief te nauw. De bloedvaten die door het voedingskanaal lopen worden daardoor iets vernauwd waardoor stuwing in het beenmerg en vochtophoping onder het beenvlies optreedt. Dit is voor de hond erg pijnlijk.

Meestal wordt de diagnose gesteld aan de hand van een röntgenfoto. Het meest zichtbaar is dit na 3 weken na ontstaan van de eerste (kreupelheid)klachten.

Wat te doen?

Laat je dierenarts onderzoeken waar de kreupelheid vandaan komt. Er zijn natuurlijk ook andere oorzaken mogelijk waardoor je hond mankt. Bij groeipijn wordt vaak pijnstilling en rust geadviseerd en soms ook ander voer (waardoor de groei wat afgeremd wordt).

Verder nog belangrijk

Wat de oorzaak is ook is van de pijn, rust en/of wandelen met beleid is altijd belangrijk. Sommige blessures herstellen vanzelf met rust. Neemt je hond zelf geen rust of is je hond onstuimig, maak dan gebruik van een bench of een puppykennel.

 

3. De hond is te zwaar en heeft te weinig conditie

Er is onderzocht dat ongeveer de helft van onze honden te dik is of zelfs lijdt aan obesitas. Dat is een enorm aantal en wordt meestal geweten aan de Westerse cultuur waarin we net als voor onszelf, ook graag lekkere dingen voor onze honden kopen.

Een te hoog lichaamsgewicht vergroot het risico op artrose, diabetes, diverse vormen van kanker, een hoge bloeddruk en schildklierproblemen aanzienlijk. Oftewel: bij honden is het verband tussen ziekten en overgewicht duidelijk, want bijvoorbeeld: 42% van honden die aan diabetes lijden hebben overgewicht, 40% van honden die aan artrose lijden hebben overgewicht, ruim 40% van honden met een te hoge bloeddruk heeft overgewicht en ruim 60% van de honden met schildklieraandoeningen heeft overgewicht. Een deel van de gezondheidsproblemen komen rechtstreeks door het hogere lichaamsgewicht: zo ontstaan gewrichtsklachten en -slijtage vaker door overgewicht, zoals bijvoorbeeld artrose. Anderzijds is er direct risico bij een te hoog vetpercentage: dit kan namelijk leiden tot een te hoge bloeddruk, een te hoge cholesterolwaarde, hart- en vaatziekten of diabetes.

Maar naast al deze risico’s leidt overgewicht tot een verandering in bepaalde lichaamscellen, in de genen. Want: als het lichaam eenmaal genetisch wordt ‘geherprogrammeerd’ voor overgewicht, dan kom je in een cirkel: vetcellen leiden tot meer vetcellen en dit gaat werken met een sneeuwbaleffect. Deze extra hoeveelheid vetcellen veroorzaken chronische ontstekingen, wat op zijn beurt weer zal leiden tot chronische (ontsteking gerelateerde) ziekten.

Per ras zijn er algemene standaarden bekend voor een reu en teef die uitgaan van het aantal kilo’s. Dit zijn algemene getallen en belangrijker is het te kijken naar je eigen hond. Je kunt bepalen of je hond te dik is door aan de zijkant van het lijf van de hond – terwijl hij staat – te voelen. Onder een gezond gewicht wordt verstaan dat je de botten duidelijk voelt, maar dat ze niet uitsteken. Je kunt dit vergelijken door met je ene hand over de knokkels van je andere – uitgestrekte platte hand te strijken. Ook is het belangrijk om de flanken van een hond te kunnen zien en voelen.

Wat te doen?

Wanneer een hond te dik is geworden door medicatie, dan kan het zijn dat je hier niets aan kunt doen. Overleg met je dierenarts wat het beste is. Sowieso kun je vaak bij een dierenarts terecht voor tips en soms zelfs voor een plan om je hond te helpen af te vallen.

Wat je in elk geval kunt bij overgewicht ten gevolge van te veel eten, is van te voren afmeten hoeveel de hond op een dag mag eten. Dit is dan inclusief beloningssnoepjes om te trainen. Ga je trainen met je hond, dan geef je je hond bijvoorbeeld maar een paar brokjes voor zijn ontbijt en met de rest ga je trainen. Zo zorg je dat de hond niets teveel binnenkrijgt.

Het soort voer kan ook belangrijk zijn. Elk hondenlichaam werkt weer anders en neemt stoffen op haar eigen manier op. Ook zijn er diverse dieetvoeren op de markt.

Wanneer je ineens minder eten gaat geven, zal de hond erge trek gaan krijgen. Bouw de hoeveelheid eten langzaam af. Ook kun je er sperziebonen bijgeven. Dit vult de maag en er zitten nauwelijks voedingstoffen in.

Verder kun je langzaam de conditie van de hond gaan opbouwen. Wandelde hij eerst misschien een rondje van nog geen 10 minuten, doe er dan elke week 5 minuten bij. Ga niet meteen intensief sporten.

Verder nog belangrijk

Zorg dat de hond voldoende voedingsstoffen binnen blijft krijgen.

 

4. De hond heeft pijn

Honden zijn meesters in het verbergen van pijn. De meeste honden willen gewoon graag hun ‘ding’ doen en wanneer ze belemmert worden door iets, proberen ze vaak een manier te vinden om hier mee om te gaan. Hierdoor gebeurt het regelmatig, dat wij vaak laat opmerken, dat de hond ergens last van heeft en dus ook al een serieuze blessure heeft.

Je kunt denken aan pijn in de vorm van kreupelheid, maar ook een hond die last heeft van wormen, kan hier behoorlijk ziek van zijn. We zien dus niet altijd direct wat er er met onze honden aan de hand is.

Wat te doen?

Wanneer je hond ineens niet of minder wil lopen, dan is het verstandig om naar de dierenarts te gaan. Zo kan de dierenarts beoordelen of het om wat medisch gaat.

Verder nog belangrijk

Iedereen hond geeft pijn op een andere manier aan. Waarbij de ene hond al ‘kreupel’ loopt wanneer hij in een brandnetel is gestapt, loopt een andere hond gewoon door met een gebroken sesambeentje. Blijf dus altijd goed kijken naar je eigen (!) hond.

 

5. De hond heeft buiten nare ervaringen opgedaan

Soms gebeurt er onverwachts iets waar de hond zodanig van schrikt dat dit een grote invloed heeft op zijn gemoed. Er kan hierdoor plaatsgebonden angst zijn ontstaan of angst voor een bepaald dier of mens.

Het is in de basis niet erg dat een hond schrikt. Wij schrikken zelf ook van onverwachte geluiden en gebeurtenissen. Het wordt serieuzer wanneer de hond er een zodanige emotie aan gekoppeld heeft, dat hij vermijdingsgedrag of vluchtgedrag gaat vertonen. De angst kan ook omgeslagen worden naar agressie; het zogenoemde angstagressie. In het kader van ‘aanval is de beste verdediging’ hoopt de hond hiermee het voorwerk/persoon/dier van zijn angst, weg te kunnen jagen. De meeste honden die angstagressie naar andere honden vertonen, hebben een nare ervaring opgedaan met een andere hond en hebben geleerd dat als ze maar hard genoeg ’tetteren’, de andere hond verdwijnt. De hond kan dit koppelen aan 1 en dezelfde hond, maar kan dit ook gaan generaliseren. Dus bijvoorbeeld, eerst is reageert de hond op de hond dit hem de angst heeft ‘aangedaan’; de witte Herder van de achterburen. Daarna besluit hij dat alle Witte Herders eng zijn. En vervolgens komen daar de zwarte Herder en de Duitse Herder bij. Oh, en de Mechelse Herder lijkt er ook wel op, en die witte keeshond heeft ook wel veel haar… Dit hoeft niet zo te gaan, maar als de hond succes blijft hebben met zijn gedrag, zal hij dat vaker vertonen en kan het zelfs een gewoonte worden.

De angst kan ook plaatsgebonden zijn. Stel dat je je met je hond door de stad loopt en er wordt een rotje naar hem gegooid. Hij raak hiervan in paniek. Het kan zijn dat de hond de volgende keer niet meer door die betreffende straat wil. En ook hier kan het erger worden waardoor de hond zelfs niet meer naar buiten wil.

Wanneer een hond bijvoorbeeld in het donker ergens van schrikt, kan hij ook angstig worden om in het donker naar buiten te gaan.

Wat te doen?

Bij acute extreme stresssituaties is het belangrijk om de hond eerst in veiligheid te brengen. Ondersteund kan je bijvoorbeeld de Rescue Druppels van Bach geven en bij fysieke schade als een kneuzing bijvoorbeeld Traumeel.

Nadat de hond (volledig) tot rust is gekomen, kun je samen met je hond aan de slag om weer vertrouwen te gaan krijgen in hetgeen hij van geschrokken was. Belangrijk is om goed naar je hond te blijven kijken en biedt de prikkels stapsgewijs aan. Stel dat je hond geschrokken is van paarden en daardoor volledig in paniek is als hij een paard ziet of ruikt. Ga dan op een ruime afstand ( de afstand waarbij de hond niet in paniek raakt) staan en bouw het vanaf daar (weer) langzaam op. Samenwerking met een ruiter kan uiteindelijk ook veel bijdragen.

Verder nog belangrijk

Wanneer je hond van iets geschrokken is, probeer dan om de situatie niet nog een keer onverwacht te laten gebeuren totdat de emotie er zoveel mogelijk vanaf is. Bij angst voor een luchtballon is dat wat lastig, maar zelfs dan zou je een bedrijf kunnen opbellen en vragen of ze informatie willen geven over het opstijgen, zodat je hier -al dan niet met hulp van een gedragstherapeut – mee aan de slag kan. Zorg dus dat bij het oefenen van deze situatie, de hond een veilig gevoel heeft en dat jij controle hebt over wat er gaat gebeuren.

 

6. De hond vindt de omgeving niet leuk

We hebben vaak een plaatje in ons hoofd dat we een hond hebben om gezamenlijk – al dan niet met hele gezin – gezellig in de bossen of het strand te wandelen. Voor een aantal honden is dit ook een fantastische uitlaatklep en ze doen niets liever dan lekker rennen en vliegen. Hoe meer hondenvriendjes ze tegenkomen, hoe beter!

Er zijn ook honden die andere honden spannend vinden. Als ze dan achter elke boom een andere hond tegenkomen, kunnen ze hier niet altijd even goed mee omgaan en heeft dit effect op het plezier.

Sommige honden vinden het leuk om juist samen aangelijnd het dorp of de stad in te gaan. Gezellig samen met het baasje naast zich wandelen in een overzichtelijke omgeving.

Bij honden die prikkelgevoelig zijn, zie je vaak dat wanneer je loopt in een prikkelrijke omgeving, de emmer van de hond op een gegeven moment overloopt. Ook wel triggerstacking genoemd. Het lijkt in het begin dan vaak of de hond de situatie wel oké vindt, maar verloop van tijd merk je ander gedrag. Dit kan zich op verschillende manier uiten, maar een veel voorkomend voorbeeld is dat de hond ineens uitvalt.

Wat te doen?

Wanneer je hond andere honden spannend vindt, kan het helpen om af te spreken met een (stabiel) hondenvriendje van je hond en dan samen op te lopen. Zoek in een het begin een omgeving op (of wandel in de regen ;-)) waarbij je niet teveel andere honden tegenkomt. Bouw de prikkels langzaam op.

Wissel eens van omgevingen en kijk wat je hond hier van vindt. Misschien vindt hij het wel heel gezellig in de stad tussen al die mensen en zonder onverwachte bestormende honden. Loopt eens op een verlaten industrieterrein en zie eens of je hond nu juist meer of minder gaat snuffelen in plaats van bijvoorbeeld alleen maar rennen in het bos.

Wanneer je hond hebt waarbij de stressemmer snel overloopt, is het zaak om te kijken wat dan de triggers zijn voor je hond. Kijkt je hond de hele dag naar buiten en reageert hij op alle fietsers en auto’s die voorbij komen? Dan heb je kans dat zijn emmer al haast overgelopen is, voordat hij op straat is. Iets voor de ramen of een bench met kleed, kan dan een uitkomst zijn om de hond meer rust te geven. Ook wandelen in een prikkelarme omgeving kan helpen.

Verder nog belangrijk

Blijf ook hier weer naar je hond kijken. Vindt je hond kinderen heel spannend? Zeg dan tegen kinderen die je hond graag willen aaien, dat je hond dat eng vindt en dat ze hem bijvoorbeeld wel een koekje kunnen geven. Of je vraagt ze om te raden of het een mannetje of een vrouwtje is, hoe hij heet, wat voor ras het is, etc.

 

Wees eerlijk naar jezelf en naar je hond toe in wat hij aankan!

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.